Scholen in het basisonderwijs, speciaal onderwijs, speciaal basisonderwijs en nieuwkomersscholen openen op vandaag weer hun deuren. Kleinere klassen en geen 'citotoets'
Basisscholen verkleinen de groepsgrootte in de klas; kinderen gaan daarbij 50 procent van de tijd naar school. Scholen beslissen zelf hoe zij de 50 procent onderwijstijd inrichten, daarbij wordt wel uitgegaan van hele dagen onderwijs. Kinderen in het speciaal onderwijs en speciaal basisonderwijs gaan weer volledig naar school. Leerlingen in nieuwkomersvoorzieningen gaan vanaf 11 mei weer volledig naar school. Dit geldt alleen voor het primair onderwijs aan nieuwkomers op schoollocaties die verbonden zijn aan een asielopvanglocatie en op schoollocaties die uitsluitend onderwijs geven aan nieuwkomers. Er is noodopvang voor kinderen van wie de ouders in cruciale beroepsgroepen werken en voor leerlingen die vanwege hun thuissituatie kwetsbaar zijn. Voor leerlingen in groep 8 van de basisschool gaat de eindtoets ('citotoets') dit jaar niet door. Het schooladvies van de leraar is leidend voor de overstap naar de middelbare school.
50% naar school?
Wat betekent ‘alle kinderen voor 50 procent naar school’ in de praktijk? Alle kinderen komen 50 procent van de onderwijstijd naar school. De reguliere bezetting op een school mag nooit meer dan 50 procent tegelijkertijd zijn, tenzij de school ook voorziet in noodopvang. De school organiseert het zo dat daarbij maximaal gebruikt wordt gemaakt van de beschikbare ruimte. Dit kan betekenen dat gewerkt wordt met halve klassen, andere vormen van kleinere groepen maar het is aan de school hoe dit precies vorm te geven. Deze vormgeving is uiteraard afhankelijk van grootte van de huidige groepen tov de lokaalgroottes, het onderwijsconcept, beschikbare leraren en andere schoolspecifieke situaties. Daarom schrijven wij geen expliciete groepsgrootte of oplossing voor. Dit plan kan het beste op het niveau van de school gemaakt worden. Scholen beslissen zelf hoe zij de 50 procent onderwijstijd inrichten, daarbij wordt wel uitgegaan van hele dagen onderwijs. Bijvoorbeeld: leerlingen om de dag of 2 dagen/3 dagen afwisselend naar school. De reden hiervoor is om het aantal haal- en brengmomenten te beperken en om ouders zo veel mogelijk te ontzien bij het (thuis)werk. Ook is het op deze manier voor de buitenschoolse opvang beter te organiseren.
Hoe zit het met 1,5 meter afstand?
Kinderen in kinderopvang en in het primair onderwijs hoeven onderling geen 1,5 meter afstand te bewaren. Kinderen moeten zo veel mogelijk 1,5 meter afstand bewaren ten opzichte van volwassenen (leraren en andere personeelsleden). Daarbij heeft het
RIVM in haar advies expliciet rekening gehouden met het feit dat afstand houden voor bepaalde categorieën leerlingen in de praktijk lastig zal zijn. Zo is het in de praktijk onmogelijk om kleuters te verbieden op schoot van de meester of de juf te klimmen, en is het voor sommige leerlingen met gedragsproblemen ook heel lastig om afstand te houden. Een leerling met een gat in de knie heeft een pleister en een knuffel nodig, en leerlingen in het speciaal onderwijs hebben specifieke zorg nodig. Dat mag en is ook verantwoord. Het RIVM geeft aan dat uit onderzoek blijkt dat jonge kinderen ondervertegenwoordigd zijn in de patiëntenpopulatie. Als kinderen ziek worden, verloopt de ziekte mild. Om die reden is de kans dat ze het doorgeven aan een volwassene ook klein. Toch is het goed om, waar het kan, afstand tussen leerling en leerkracht te houden. Personeelsleden onderling moeten de afstand van 1,5 meter in acht nemen.